FABELS OVER HET SPOOR

Er wordt op sociale media nogal wat desinformatie verspreid over de stand van zaken op het Nederlandse spoor. Met name mensen die werken bij, of zich verwant voelen met, de NS maken zich hieraan schuldig, waarbij ze zich keer op keer doof houden voor tegenargumenten. Reden om op deze pagina een aantal fabels te ontkrachten.

Overigens zijn wij van beledigingen en al te opzichtig vragen naar de bekende weg niet gediend.

Fabel 1:

“Bij Arriva gaat het nu minimaal net zo slecht als bij de NS qua uitval”


Dat is gewoon niet waar. Het totaal van uitval plus afschaling van de dienstregeling bij Arriva is lang zo erg niet als het totaal van uitval en afschaling bij de NS. Natuurlijk, ook Arriva heeft problemen door een tekort aan personeel, maar vergeleken met de NS-klant komt de Arriva-passagier goed weg.

De door ProRail verstrekte punctualiteitscijfers geven een vertekend beeld doordat de door de NS structureel geschrapte treinen buiten deze cijfers zijn gehouden. Dat komt neer op een treinuitval van zo’n 10 procent en dat betekent dus ook een fors slechtere punctualiteit.


Fabel 2:

“Het personeel van Arriva is erg ontevreden”


Dat valt nog te bezien. Het aantal stakingsdagen bij het spoorwegpersoneel van Arriva was minder dan bij de NS.

Fabel 3:

“Het is voor de NS veel moeilijker om uitval en vertraging te voorkomen doordat de frequenties hoger zijn”


Tijdens de huidige extreme inkrimping en uitval zit de oorzaak in personeelstekort, niet in de drukte op het spoor. Bovendien wordt de uitval uitgedrukt in een percentage, niet in een aantal treinen.

De NS reed volgens de oorspronkelijke dienstregeling in sommige gevallen tienminutendiensten, soms ook kwartierdiensten. Daartoe kan de NS op veel drukke baanvakken beschikken over dubbelsporigheid of zelf viersporigheid. Plus: met de huidige uitgedunde dienstregeling ontstaan er ook minder opstoppingen door vertraging. De regionale vervoerders moeten zich vaak behelpen met enkelspoor, waardoor een vertraging van een trein ook invloed kan hebben op een tegentrein die dan op een kruisingsstation langer moet wachten.

Fabel 4:

“Het is een slechte zaak als buitenlandse spoorwegmaatschappijen op het Nederlandse spoor winst maken en dat wegsluizen naar het land waar hun moedermaatschappij is gevestigd”


Waarom is dat slecht? Ook de Nederlandse NS heeft concessies verworven in het buitenland. In het Verenigd Koninkrijk is de NS weggestuurd wegens wanprestatie, ook in Duitsland slaagde de NS er niet in om de kwaliteitsafspraken na te komen, waarop de NS de handdoek in de ring gooide om verdere boetes voor te zijn. Dat de NS met de staart tussen de benen uit het buitenland is vertrokken, betekent niet dat dan opeens buitenlandse vervoerders in Nederland niet aan de slag mogen. Voorts is het niet zo dat de buitenlandse vervoerders in ons land grote winsten opstrijken. Door de wijze van aanbesteding krijgt de Nederlandse reiziger waar voor zijn (belasting)geld.

Fabel 5:

“Goed om te weten dat NS dus geen subsidie krijgt. Regionale vervoerders krijgen dat wel om lijnen in de regio in de benen te houden. Die regionale lijnen vergelijken met ‘vroeger’ toen NS ze nog reed kan dus eigenlijk niet”


Tot vervelens toe beweren of suggereren NS’ers dat op regionale spoorlijnen de buitenlandse spoorwegondernemingen wél subsidie kregen en krijgen, terwijl de NS het op regionale spoorlijnen zonder subsidie moet stellen. Dit is pertinent onjuist.

In het verleden: sinds 1999 kreeg ook de NS betaald voor het vervoer op de verlieslatende regionale spoorlijnen. Dit heette de contractsector. Het verstrekken van deze subsidie leidde niet tot wezenlijke verbetering van het vervoersaanbod en de vervoerskwaliteit. Pas na aanbesteding deden de nieuwe vervoerders een stap vooruit, met reizigersgroei en toegenomen klanttevredenheid als resultaat. De stelling dat de NS geen subsidie kreeg is onjuist.

Vandaag: net als de buitenlandse vervoerders krijgt ook de NS subsidie voor regionaal spoor. De NS rijdt regionaal met een dochteronderneming tussen Gouda en Alphen a/d Rijn, en krijgt daar subsidie voor, net als de andere vervoerders op hun regionale lijnen. De stelling dat de NS geen subsidie krijgt is onjuist.

Overigens is de term “subsidie” in dit verband niet geheel juist. Het gaat hier om een aanneemsom, een bedrag dat het Rijk (vanaf 1999 aan de NS) en de regionale overheden (na aanbesteding aan de goedkoopste/beste bieder) uitkeerden of uitkeren.